ALKMAAR – In juni van 2018 is de NHG richtlijn voor behandeling van patiënten met diabetes mellitus type 2 herzien (NHG, 2018). De belangrijkste wijziging kwam voort uit de behoefte aan meer persoonsgerichte diabeteszorg. Maar liefst 869 zorgverleners namen deel aan het Nationaal onderzoek behandelwijze diabetes mellitus type 2. De respondenten gaven aan sinds de herziening vaker met de patiënt alternatieven voor insuline te bespreken en vaker gebruik te maken van middelen als DPP4-remmers, GLP1-agonisten en SLGT2-remmers.
DIABETES NA HART- EN VAATZIEKTEN DE GROOTSTE GROEP PATIËNTEN MET CHRONISCHE ZIEKTE
In de maanden december en januari hebben in totaal 869 zorgverleners uit de eerste lijn deelgenomen aan het Nationaal Onderzoek behandelwijze diabetes mellitus type 2. Ongeveer 20% was huisarts, bijna 70% was POH en circa 10% was (diabetes-)verpleegkundige. In lijn met de landelijke cijfers gaven zij aan dat gemiddeld 5,1% van hun populatie diabetes heeft. Voor een normpraktijk zijn dit dus 110 patiënten, waarmee diabetes, na patiënten met hart- en vaatziekten, de grootste groep patiënten met een chronische ziekte vormen.
Figuur 1: Chronische ziekten in de eerste lijn
3 OP DE 4 PATIËNTEN KOMEN UIT MET HET STAPPENPLAN VAN DE HERZIENE NHG STANDAARD
In bijna 75% van alle gevallen worden patiënten volgens het stappenplan van de herziene NHG standaard behandeld. De meest genoemde redenen om af te wijken zijn ‘bijwerkingen’, ‘om insuline uit te stellen’ en ‘als patiënten niet goed in te stellen zijn’. Opvallend is dat in 20% van de gevallen hart- en vaatziekten een reden zijn om af te wijken van de NHG-standaard. 5% van de respondenten geeft aan nooit af te wijken van de NHG standaard.
Figuur 2: Redenen om af te wijken van het stappenplan van de NHG standaard
NAAST HET CONTROLEREN VAN DE BLOEDGLUCOSE IS HET VOORKÓMEN VAN CARDIOVASCULAIRE COMPLICATIES (VRIJWEL) ALTIJD HET BEHANDELDOEL
Vrijwel alle huisartsen en praktijkondersteuners (95%) geven aan de diabetespatiënten te behandelen om de glucosewaarden te controleren én om cardiovasculaire complicaties te voorkomen. Bij de keuze voor medicatie zijn ‘nierfunctie’ , ‘leeftijd’ en het ‘voorkomen van hypoglycemieën’ de meest genoemde overweging. Ondanks het hoge percentage van deelnemers dat aangeeft dat cardiovasculaire complicaties een belangrijk behandeldoel is, wordt CV-risico als overweging bij de keuze van een bloedglucoseverlager op dit moment nog maar in 13% van alle antwoorden genoemd.
Figuur 3. Overwegingen bij de keuze van diabetes medicatie
MEER RUIMTE VOOR ALTERNATIEVEN VOOR INSULINE
In de herziene NHG standaard is binnen het stappenplan meer ruimte om insuline uit te stellen. Ruim 40% van alle respondenten geeft dan ook aan bij de meeste patiënten (>80%) na metformine en gliclazide niet direct te starten met insuline. ‘De patiënt wil nog niet prikken of monitoren’ is een van de belangrijkste reden om de stap naar insuline uit te stellen (38%). Andere redenen zijn ‘De patiënt kan niet prikken of monitoren’, ‘de leeftijd van de patiënt’ en ‘toename gewicht’. Maar liefst 86% van de respondenten geeft aan dat de patiënten in de meeste gevallen (> 50%) opzien tegen het spuiten van insuline, wat waarschijnlijk verklaart dat steeds vaker alternatieven voor insuline besproken worden.
Figuur 4. Patiënten willen of kunnen niet prikken een belangrijke reden voor uitstel insuline
DPP4-REMMERS, GLP1-AGONISTEN EN SLGLT2-REMMERS WORDEN STEEDS VAKER INGEZET
De belangrijkste wijziging in de herziene NHG standaard was de aanpassing van het medicamenteuze stappenplan. In het nationale onderzoek behandelwijze diabetes type 2 is er dan ook een trend zichtbaar die aangeeft dat sinds de herziening van de NHG standaard vaker gebruik gemaakt wordt van geneesmiddelen die eerst niet in het stappenplan waren opgenomen. Een belangrijk deel van de respondenten geeft aan vaker DPP4-remmers (58%) en GLP1-agonisten (69%) binnen de praktijk worden voorgeschreven. Daarnaast geeft 37% van de respondenten aan vaker een SGLT2-remmers voor te schrijven. Diabeteszorg wordt in toenemende mate geïndividualiseerd en de herziening van de NHG standaard geeft daarbij meer ruimte voor zorg op maat.
Door zorgverzekeraars worden in toenemende mate programma’s vergoed die zich richten op de behandeling van de leefstijl, zoals bijvoorbeeld Keer Diabetes2 Om. Hanno Pijl, internist-endocrinoloog en hoogleraar diabetologie bij het Leids Universitair Medisch Centrum zegt hier het volgende over:
De basis voor het écht beter maken, is volgens Pijl de leefstijl aanpakken. ‘Dat geldt niet alleen voor patiënten met overgewicht, want iedere patiënt heeft hier baat bij. Dat houdt in: een gezond voedingspatroon volgen – en dat valt echt niet mee in deze maatschappij vol verleidingen – en meer bewegen. Drie keer per week sporten is niet genoeg als je de hele dag achter je bureau zit; je moet de hele dag door minimale inspanningen doen. Daarnaast zijn genoeg slapen en stress verlagen belangrijk.’
Lees meer
De Nederlandse Diabetes Federatie heeft als belangrijk speerpunt om diabeteszorg persoonsgerichter te maken. Veel zorggroepen hebben die initiatief overgenomen. Kaderhuisarts Jaap van Soest geeft aan hoe diabeteszorg in 7 stappen persoonsgerichter kan:
“De juiste zorg op de juiste plaats op het juiste moment voor de juiste patiënt. Dat is het streven. Voor de ene diabetespatiënt betekent dit dat je wel kunt focussen op de glucosewaarden, omdat die patiënt goed gedijt op het bijhouden van wat hij of zij eet, doet, beweegt, aankomt of afvalt. Voor de andere patiënt is misschien focussen op leefstijl belangrijker. Help de patiënt dan bij het veranderen van die leefstijl. Ofwel: luister naar wat de patiënt nodig heeft en maak samen de agenda op.”
Lees meerDiabetes type 2 is meer dan verstoorde glucosewaarden. ‘Dat is slechts het topje van de ijsberg’, zegt senior beleidsadviseur Eglantine Barents van de Diabetesvereniging.
“Behandel liever ook wat onder water ligt: het metabool syndroom met onder meer hypertensie en dyslipidemie.”
Lees meerDe herziene NHG-standaard geeft al alternatieven voor insuline voor een specifieke groep patiënten die grote bezwaren hebben of niet kunnen spuiten en controleren.
“Mensen die een SGLT2-remmer, een GLP1-agonist of een dipeptidylpeptidase-4 (DPP4)-remmer zouden kunnen krijgen, staan als het ware op een ‘parkeerplaats’,” aldus Dr. Harold de Valk, internist-endocrinoloog in het UMC Utrecht. “Dat lijkt verspilling van tijd maar toch zijn wij behandelaars daar erg voor want het betekent uitstel van insulinebehandeling. Misschien is het maar voor één of twee jaar, maar dat zijn dan wel spuitloze jaren en dat telt zwaar mee.”
Lees meerSinds uit de klinische trials bij diabetespatiënten met een hoog cardiovasculair risico is gebleken dat SGLT2- remmers en GLP1- agonisten ook een effect kunnen hebben op het verminderen van de cardiovasculaire risico’s zijn deze middelen inmiddels ook bekend bij cardiologen. Dit vraagt om meer afstemming binnen het ziekenhuis.
William van Houtum, internist in het Spaarne Gasthuis in Haarlem, en Fabrice Martens, cardioloog in het Deventer Ziekenhuis, geven hun visie op de toekomst van de klinische praktijk.
Lees meerWilt u meer artikelen lezen?
De artikelen in het magazine zijn geschreven in samenwerking met huisartsen, internisten, cardiologen en de patiëntenvereniging. Alle met een uniek perspectief.
Ja, stuur mij het magazineWilt u meer weten over persoonsgerichte zorg voor patiënten met diabetes type 2?
Ja, houd mij op de hoogteU verlaat Medclass om naar webshop te gaan